Mubi speelt met het lipje van mijn jasrits. Ze trekt het naar beneden terwijl ik in de microfoon praat. Ik weet wat ze wil. Melk. Geruststelling. Maar ik ben aan het speechen en ik ben gestopt met borstvoeding en we zijn er allebei verdrietig over. 15 maanden is ze nu en ze hield me ’s nachts steeds meer gegijzeld, zo voelde het. Elke twee uur kwam ze voor een slok, voor bevestiging. Je bent er nog, toch? Toen ik voor werk vijf dagen van huis was, sliep ze ineens twaalf uur. Het was zover, wist ik. This job is done.
Het is duidelijk dat Dante niet wist hoe dit voelde, anders had hij een speciale ring in de hel beschreven waarin je tot de eeuwigheid met volle borsten zit en niet mag voeden. Soms voelt het alsof ik stik, alsof het via mijn keel naar buiten zal klotsen. Ik moet ergens scheuren of knappen. De afgelopen weken had ik soms een zwak moment en legde ik Mubi aan, meestal stiekem, zodat Cesar ons niet afkeurend aan zou kijken. De opluchting werd gevolgd door beklemming. Nu moet ik er nog langer mee slepen.
Mijn rechterborst druppelt nog bittere melk en de baby is als een haai die bloedt ruikt. ‘Mama?’ vraagt ze ’s nachts. ‘Mama?’ Meer woorden heeft ze niet nodig, want ik ben tot nu toe synoniem voor melk, voor geborgenheid geweest. Een fles accepteert ze niet van mij, maar neemt ze moeiteloos aan van d’r vader, die nu de nachten ‘draait’, terwijl ik in het logeerbed lig uit te lekken.
De energie die het me oplevert is het me waard, de nachtrust ook. De helderheid van denken. Het is eigenlijk een extra baan geweest, dat borstvoeden. Zo uitputtend en alomvattend, voel ik nu. En ik heb er intens van genoten. Dat ook. Hoe heb ik er überhaupt iets naast kunnen doen, vraag ik me af. Maar je doet het.
Mubi speelt met mijn rits en achter ons prijkt het stadsgedicht op de gevel van het Ikazia ziekenhuis dat ik schreef na haar geboorte, omdat ik wist dat ik het niet alleen had kunnen doen.
Alle mensen die het gedicht mogelijk maakten op een rij. Naast mij dokter Bangma.
Mijn moeder had mij op die plek 38 jaar eerder ter wereld gebracht en noemde dat steevast haar openbare slachting. Ik ben opgegroeid in de trauma’s van mijn moeder. Ze is een goede verhalenverteller en weet precies waar de spanningsboog zit, wat je moet aanzetten en welke details je moet uitlichten. Zij beviel van mij met een doorgetrokken blaasontsteking, omdat de arts haar geen antibiotica wilde voorschrijven. ‘Voor de baby.’ De gynaecoloog die boven haar buik seksistische grappen maakte met mijn vader. ‘Het is altijd wachten op de vrouwtjes. Nooit kunnen ze eens opschieten.’ Geen ontsluiting, de botte schaar. Tot de anus. De koorts. Rickettsioses. De dikke naald die de leverbiopt nam door de buik van de baby heen, nauwelijks een uur eruit. Horror. Ook mijn zus kreeg geen ontsluiting. Een baarmoederlijke bloeding na 48 uur overgeven en weëen. Totale uitputting. In paniek rondrennende verloskundigen, het kind dat werd weggerukt naar een andere afdeling. ‘Ik hoorde mijn bloed op de grond kletteren.’
Het is dus niet heel gek dat ik er enigszins dan tegenop zag.
Ik kwam binnen bij de gynaecoloog van dienst met mijn angstklacht.
Ze gaf me een hand. ‘Ik ben mevrouw Bangma.’
Ik had het niet beter kunnen verzinnen. Ik schoot in de lach en wist dat ik op de juiste plek was.
Tijdens de zwangerschap was ik vrij obsessief bezig met die angst. Elke keer als ik een zwangere vrouw hoorde zeggen: ik vertrouw op mijn lichaam, dacht ik erachteraan: ja, prima, maar ik vertrouw de ándere mensen niet. Ik besloot er actief over te praten, die angst. Niet wegstoppen. Mijn overleden oma aanroepen die er zonder kleerscheuren vier uit drukte. Familie-opstelling, hypnobirthing, epino-bal, perineummassage, yoga, altijd weer yoga, bekkenbodempilates, doula’s volgen op Instagram, doula’s volgen op Tik-Tok. Een bevalplan schrijven. Nog een bevalplan schrijven. En nog een. Voor de zekerheid. En het hielp.
Mijn bevalling gold als een zware; na 42 weken opgewekt omdat het zelf niet begon, 24 uur en tot 9,5 cm ontsluiting gekomen, maar op de drempel was mijn energie op en zat de baby klem: het werd een keizersnee.
Als ik dat vertel, vertrekken steevast de gezichten. ‘Oeh,’ zeggen ze dan. ‘Wat heftig.’
Maar dat was het niet. Ik geef mijn bevalling een 9,5 en als mevrouw Bangma me nu zou bellen en zeggen: ‘zullen we het morgen weer doen?’ zou ik er met plezier staan. Ik voelde me goed begeleid en serieus genomen. Ik had uitstekende pijnstilling en heb zelfs geslapen door de ruggenprik. (leuk weetje: Ikazia is een van de weinige plekken in Nederland die een ruggenprik heeft die je benen niet verlamd. Ik heb nog gedanst, gedanst!) Toen we in de operatiezaal waren, heerste er naast concentratie ook een soort optimisme, gezelligheid bijna. Dit waren goed op elkaar ingespeelde collega’s die deden waar ze voor waren opgeleid en dat fijn vonden om te doen, om mij daarbij te helpen.
Mubi werd op mijn borst gelegd met haar bijna vier kilo wegende gloriegeboortegewicht en ook zij lag daar op haar plek. Nu stapte ze heen en weer onder het gedicht en lachte naar de mensen die in en uit het ziekenhuis gingen. Het gedicht stond daar alsof het er altijd al was geweest.
Ik speel dit gedicht ook in de voorstelling Ligt Aan Waar Je Staat. Dit weekend speel ik het voor de láátste keer, op zondag om 15.00 in Gallery Untitled op het Koningsveldeplein, Rotterdam. Reserveer een gratis plekje via Chrisje@galleryuntitled.nl
Oh, borstvoeding: wat een emotioneel en intensief iets blijft het toch. Het gedicht is prachtig op de gevel en extra bijzonder in de context van de bevallingsverhalen in jouw leven. ♥️